Eiwitten

Veel levensmiddelen bevatten eiwit. Eiwit is belangrijk. Het levert calorieën en aminozuren. Aminozuren zijn bouwstenen voor het eiwit in lichaamscellen. Sommige aminozuren kan het lichaam zelf maken, andere moeten uit het eten komen. Deze aminizuren het essentiële aminozuren.

 

Er zijn dierlijke en plantaardige eiwitten. Dierlijke eiwitten zitten vooral in vlees, vis, melk, kaas en eieren. Plantaardige eiwitten zitten vooral in brood, graanproducten, peulvruchten, noten en paddestoelen.

 

Volvwassen personen hebben gemiddeld 0.8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht nodig. Sommige groepen hebben wat meer noidg. Dat zijn vegetariërs, kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven. Ook mensen met bepaalde aandoeningen of wonden en kracht- en duursporters hebben iets meer nodig.

 

Eiwit is een voedingsstof, net als koolhydraten en vet. Een ander woord voor eiwit is proteïne. De eiwitkwaliteit per product verschilt. Dit hangt af van hoe goed het lichaam het kan verteren en van de hoeveelheid essentiële aminozuren. In totaal kan eiwit in eten 22 verschillende soorten aminozuren bevatten.

 

Van de 22 aminozuren kan het lichaam er 13 zelf maken. De andere 9 moet u via het eten binnenkrijgen. Daarnaast zijn er 6 semi-essentieel. Dat wil zeggen dat het lichaam ze normaal gesproken zelf kan maken. Alleen onder bepaalde omstandigheden, zoals bij sommige aandoeningen en ziekten, kan het lichaam er niet genoeg van maken, dan is aanvulling via het eten nodig.

 

In eiwit zitten aminozuren waar het lichaam niet buiten kan. Genoeg eiwit eten is dus belangrijk voor een goede gezondheid. Verder helpt een eetpatroon met relatief veel eiwit om op gewicht te blijven. Dat komt doordat eiwit goed verzadigt en belangrijk is om het spierweefsel in stand te houden.

 

Weefsels in het lichaam zijn opgebouwd uit cellen. Alle cellen bevatten eiwit, bijvoorbeeld spieren en organen, het zenuwstelsel, de botten en het bloed. Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 17% uit eiwitten. Het lichaam bouwt dit eiwit op uit aminozuren. Vooral bij kinderen wordt veel weefsel opgebouwd, maar ook in de zwangerschap en bij het aanmaken van borstvoeding.

 

Er is ook eiwit nodig voor bestaande cellen, want die vernieuwen zich steeds. Daarbij breekt het lichaam eiwit af om dit door nieuw eiwit te vervangen. Zo verwijdert het lichaam onder andere beschadigd eiwit, dat tot een verstoorde celfunctie en celgroei zou kunnen leiden. Bij (brand)wonden is extra eiwit nodig om dit weefsel te herstellen.

 

Het lichaam gebruikt de aminozuren uit het afgebroken eiwit om nieuw eiwit op te bouwen. Maar daarbij gaan ook aminozuren verloren. Daarnaast verliest het lichaam steeds kleine hoeveelheden eiwit met haren, nagels, huidschilfers, zweet en urine.

 

Eiwit levert energie: per gram 4 kcal. Het lichaam kan aminozuren uit eiwit n eten of uit spieren omzetten in glucose. Dat gebeurt vooral als het over weinig glucose beschikt, bijvoorbeeld wanneer u heel lang niets heeft gegeten, of als u te weinig koolhydraten eet.

 

Het eiwitgebruik in ons land ligt over het algemeen ver boven de aanbevolen hoeveelheden; soms bedraagt het zelfs het dubbele. Hierbij is met name de consumptie van dierlijke eiwitten verhoogd. Het nadeel van dierlijke eiwitrijke producten is echter dat zij veel verzadigd vet bevatten. Dierlijke producten doen het vetgehalte van de voeding stijgen doordat deze producten worden bereid in boter. Om deze reden moet worden geadviseerd om 2/3 van de eiwitten te consumeren met producten van plantaardige oorsprong en 1/3 met dierlijke producten.

 

Dierlijke eiwit:

Melk en melkproducten; pap, vla, melkpoeder, yoghurt en chocolademelk

Kaas en aanverwante producten; kwark en smeerkaas

Eieren

Vlees en vleeswaren van het varken, rund, schaap en het paard

Vis, scchaal- en schelpdieren; garnalen, oesters, mosselen, kreeft

Wid en gevogelte

Alle producten waarin hiervoor genoemde voedingsmiddelen zijn verwerkt; kroket, loempia, frikandel, mayonaise, pizza

 

Plantaardig eiwit:

Aardappelen

Groenten

Peulvruchten

Sojabonen en sojaproducten; tahoe, tempé

Noten; pinda’s, walnoten, paranoten, en zaden zoals sesamzaad en zonnebloempitten

Granen; tarwe, gerst, haver, rogge, boekweit, rijst,

Graanproducten; meel, bloem, havermout en broodsoorten

Alle producten waarin hiervoor genoemde voedingsmddelen zijn verwerkt; koekjes, chips, pap, griesmeel